Per zijspan naar Parijs (in vredestijd)
Reisverslag van Cornelis Vogel
In juni 1914 vertrekken drie mannen, een zijspan en een ‘solo’, uit Oirschot. Het zijn Janus van Zelst (dan 28 jaar oud) en de broers Cornelis en Hugo Vogel. Bestemming: Parijs. In die dagen een enorm avontuur!
Cornelis Vogel schrijft een verslag van die reis, dat in het blad 'Het Motorrijwiel' wordt gepubliceerd. Hierna volgen een paar fragmenten:
Den 20 juni 1914, om 5 uur ’s morgens, reden we dan af, hobbelden over het nooit goede wegvak Oirschot-Best, daarna over de keien naar Eindhoven en toen eindelijk full speed over Maarheeze op Hamont (Belgische grens) aan. De douanen waren per brief gewaarschuwd en de ontvanger was zoo beleefd ons, ondanks het vroege morgenuur, onmiddellijk te helpen. (...) Voor ons internationale rijbewijs voelden de Belgen niets, maar voor 2 frs. werden we eigenaar van een zwart-geel-roodboekje en voeren dus verder onder Belgische vlag. (...)
[We] besloten (...) den kortsten weg naar Dinant te nemen (...); dat besluit (...) zullen we ons nog lang heugen; over die 4 à 5 K.M. bergop hebben we zeker een paar uur gewerkt. (...) De weg slaat voorbij Huy aan de Maas links af en begint onmiddellijk sterk te stijgen. De solo-machine, die geen versnellingen of vrijloop had, kon niet op gang komen en gaf het werk reeds halverwege de eerste stijging op. (...) Om te beginnen legden we een anderen riem op, onder in de poelie, waardoor de versnelling aanmerkelijk lager werd, en met een langen bagageriem verbonden we toen de solo-machine aan den zijspanmotor. Zoo ging het dapper op de bocht aan; (...) bij het omrijden en wat ruw aanzetten van mijn motor, brak de riem, die ons verbond, maar met een paar forsche trappen kreeg de Solo schot en snorde ons halfweg den berg (...) voorbij.
(...) De weg tot Givet is vrijwel vlak (…), maar door het volgen van den hoofdweg kwamen we aan een Franschen douanepost, die de bevoegdheid miste mijn triptiek af te stempelen en ons verwees naar het kantoor Quatre Cheminées, een paar K.M. terug. ’t Gevolg was een visitatie door de Belgische douanen, die we juist gepasseerd waren; die heeren waren echter gemoedelijker dan hun Fransche collega’s en maakten ’t ons niet lastig. (...)
En verder ging het weer langs Signy l’Abbaye naar Novion, waar inkwartiering was en grote drukte van lanciers, die, ondanks den Zondag, schenen geoefend te hebben. Het viel ons trouwens dien dag herhaaldelijk op, dat overal, hier op het veld, daar in de wijnbergen, gewerkt werd; Zondagsrust schijnt in Frankrijk een overbodige weelde! (...)
In Rethel werd benzine ingenomen; (...) ik vermeld dit feit, omdat men mij na vulling der beide reservoirs de volgende nota overhandigde:
10 L. essence fr. 4.90
Plus………… fr. 2.00
Total..............fr. 6.90
Ik vroeg natuurlijk wat dit “Plus” beteekende en nu bleek, dat dit was voor een gat in het kopergaas van den trechter, een gat, dat we zelf gemaskeerd hadden, door er een zakdoek onder te houden. Ik betaalde mijn fr 4.90 gepast en toen we wegtuften, riep de winkelier ons nog na, dat hij naar de “Police” ging. Bij die eene poging tot afzetten is het gebleven (...).
(...) De keiweg, die ons nu langs het Bois de Vincennes voerde, was het slechtste stuk, dat we nog bereden hadden; de solo-machine vond af en toe haar heil op de verhoogde zijbermen, maar de zijspan hobbelde over de keikopjes als een leerling-vliegmachine over de hei. (...)
Gelukkig doemde eindelijk voor ons op de vage silhouet van den Eiffeltoren en bereikten we spoedig de Porte de Vincennes, waar we, na onzen tol voor benzine voldaan te hebben, tusschen vrachtkarren, bespannen met 2, 3 en 4 paarden, en zuchtende auto’s (het is me een raadsel, waar ze zo plotseling vandaan kwamen) door het nauwe hek de stad werden binnengeloodst. (...)
In 2013, na bijna honderd jaar, volgen Ad en Henri, kleinzoon en achterkleinzoon van Janus van Zelst, zoveel mogelijk dezelfde route. Dat verhaal en het volledige verhaal van Cornelis Vogel zijn hier te lezen.
Reageer