Voor een ander doel was ik het achief van Besoijen aan het doorzoeken, toen ik in de serie ingekomen stukken de bijgevoegde correspondentie over het veronderstelde motorrijwiel N-4675 tegenkwam.

Het gaat om een brief van de burgemeester Verwiel van Besoijen aan zijn collega in Hooge en Lage Zwaluwe. Zoals hij het schrijft, lijkt het alsof de burgemeester in eigen persoon heeft geprobeerd een onbekende motorrijder aan te houden die tegen de regels over het fietspad scheurde. Dat de burgemeester met gevaar voor eigen leven een motorrijder de weg wilde versperren is wel bijzonder, zelfs in 1921.

Blijkbaar heeft hij in de snelheid toch het kenteken niet goed gelezen of verkeerd onthouden, want uit het antwoord van de Brigadecommandant van de Koninklijke Marechausse die onderzoek heeft verricht, blijkt duidelijk dat het Gijsbrechts niet geweest kan zijn, die als een onverlaat met een motorfiets (“een stoomfiets”, zoals de opperwachtmeester schrijft) het rijwielpad onveilig heeft gemaakt. Behalve dat Gijsbrechts helemaal geen motor bezat, maar een auto, had hij ook nog eens een goed alibi: hij was in Zevenbergen en niet in Besoijen op het moment van de overtreding.