De auto van opa's dochter
Dus eigenlijk van Jans Schats
Opa Louis Schats vestigde zich in 1899 vanuit Bladel in Veldhoven, waar hij naast zijn woonhuis in de Kromstraat een afdakje bouwde en daaronder een slagerij begon. Het vlees werd per kar en hond naar de klanten gebracht. In 1917 kon opa Louis het notarishuis in de Dorpstraat kopen en zijn slagerij onderbrengen in het notariskantoor daarnaast. De klantenkring was inmiddels uitgebreid tot in de verre omgeving en de hond was vervangen door een pony.
Zijn oudste dochter Jans, geboren in 1903, had na haar opleiding bij de zusters in Oerle het fietsen onder de knie gekregen en werd ingezet om per fiets haar vader behulpzaam te zijn bij de vleesbezorging binnen Veldhoven. Haar door de wildernis naar Wintelre en Duizel sturen, vonden haar ouders onverantwoord, dus dat bleef een taak voor pa Louis en zijn pony.
Toen kwam Jans op het geweldige idee om een auto aan te schaffen, want het was toch geen doen om ‘ne mens van in de 50 met kar en pony door weer en wind erop uit te sturen. Het argument werd door haar ouders van tafel geveegd als kolder van het jong grut. Jans was niet voor één gat te vangen en kon zeer hardnekkig zijn in haar ‘bekeerwerk’, wat haar later als missiezuster in Indonesië goed van pas zou komen. Toen ze met het argument kwam dat moeder sneller boodschappen in Eindhoven kon doen, wat haar nu een halve dag kostte, maar wat dan in minder dan geen tijd gebeurd zou zijn, veranderde de houding van haar ouders. Van der Meulen-Ansems zorgde voor een Fordje, althans zo werd het autootje binnen de familie Schats consequent aangeduid. In werkelijkheid was het een Oldsmobile, model sedan, chassisnummer F 36-10-4, motornummer F 506099, provincienummer N-15797. Dat provincienummer is waarschijnlijk in 1925 uitgegeven, wat in overeenstemming is met Jans haar leeftijd en met het gegeven dat Louis schats zijn eerste rijbewijs ‘voor het besturen van motorrijtuigen in het algemeen’ behaalde op 7 december 1925.
Jans ging naar Heeze om bij Baron van Tuyll van Serooskerken de rijproef af te leggen. Ze was de eerste vrouw die bij hem haar rijbewijs haalde. Het Fordje werd haar tweede woning. Het werd te pas en te onpas door Jans gebruikt. Op een bepaald moment vroeg pa Louis haar om een boodschap naar de pastorie te brengen, tegenover de slagerij. In plaats van te voet even over te steken wilde Jans de fiets pakken, waarop haar vader verbolgen riep: “Zoude d’n auto nie vatten?” Jans zette prompt haar fiets aan de kant, startte het Fordje en stak de straat over met een onsje rookvlees.
Jans had in Sint Michielsgestel haar broer Ad en de dorpsgenoten Piet Moeskops en Bernard Rijken opgehaald voor de grote schoolvakantie. Op weg naar huis werd ze in Eindhoven staande gehouden door een agent, die haar ervan beschuldigde dat ze juist in de draai van de Emmasingel een andere auto gepasseerd was. Bovendien constateerde de agent dat ze aan de voorkant geen nummerplaat had en dat ze dus niet mocht rijden. Jans stuurde de jongens de auto uit om een krijtje te halen en min of meer leesbaar werd aan de voorkant N-15797 genoteerd. De agent vroeg naam en adres en stelde vervolgens de vraag: “Gehuwd?” De jongens riepen in koor: “Nee.” Jans voegde daar bedachtzaam aan toe: “Nee, nog niks kunnen krijgen, maar ……..bende zelf al voorzien?” Een homerisch gelach steeg op uit de omstanders, die zich inmiddels rond het Fordje hadden verzameld. De agent, enigszins rood aangelopen, wist alleen nog maar “Duvel op” uit te brengen en Jans kon doorrijden. Als Jans hem voortaan met haar Fordje in Eindhoven tegenkwam, kon er altijd wel een groet en een lach bij hem af.
Broer Willy werd na zijn geboorte in 1924 al spoedig door Jans geannexeerd. Hij bracht meer tijd door in de Ford dan in de box. Eens ging hij met ‘mama’ Jans naar Eindhoven. Terwijl Jans in de winkel was, gaf de vierjarige Willy zichzelf rijles en ramde het Fordje bij V&D tegen de gevel. Dat was het einde van Jans haar moederschap.
Uiteindelijk bleek Jans ook niet voor moeder in de wieg te zijn gelegd. In 1929 trad zij te ‘s-Hertogenbosch als zuster Paula in het klooster bij de orde van JMJ. In 1938 vertrok ze voor missiewerk naar Celebes, waar ze 40 jaar werkzaam zou zijn, totdat ze door een ingewandsziekte werd geveld en terugkeerde naar Nederland. In Indonesië had haar overtuigingskracht haar niet in de steek gelaten. “Tijdens de Tweede Wereldoorlog was zij de enige die de Japanse kampcommandant durfde te weerstaan”, aldus Frits Koopmans in 1977, die haar de Nederlandse moeder Teresa noemt. “Als een beul heerste hij over de gevangenen; ze kropen voor hem, behalve zuster Paula.” Jans zelf: “Als hij weer als een beul te keer ging, maakte ik hem ziek met mijn pillen en poeders. Ik zei tegen hem dat ik hem alleen zou genezen als hij zijn beslissingen om iemand de doodstraf te geven zou herroepen. Tot mijn grote verrassing lukte dat meestal.” Jans wist steeds wel weer ‘argumenten’ te vinden om iemand te ‘bekeren’. Ze overleed op 89-jarige leeftijd in 1992.
Haar Fordje was na haar intrede in het klooster in Veldhoven achtergebleven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het van oktober 1944 tot april 1945 verhuurd aan de Staat der Nederlanden, meer speciaal aan het Departement van Sociale Zaken, vertegenwoordigd door Dr. C. v.d. Berg in zijn functie van Directeur-Generaal van de Volksgezondheid. Voor iedere dag dat de auto werd gehuurd, ontving de verhuurder, L.H. Schats, vijf gulden.
Halverwege de jaren ’50 trapte één van de broers van Jans bij het instappen door de bodem van de inmiddels 30-jarige automobiel en daarmee was het lot van N-15797 bezegeld.
Leuk verhaal
@ C. v.d. Ven. Dank voor het compliment. Met dergelijke verhalen gaat het verleden leven, hé?
Met vriendelijk groet
Foto 1: Ford T Sedan 1923-1927
Dank je, Herman. We hebben het bij de foto gezet.
Reageer