Auto's en motoren in de fotocollectie Klep te Breda
Het Breda's Museum beschikt over een prachtige collectie van ruim 350 foto's van circa 1900-1940 die afkomstig zijn van de familie Klep te Breda. Helaas zijn ze door de fotograaf (of fotografen) niet of nauwelijks beschreven. Ook staat niet onomstotelijk vast wie van de familieleden de fotograaf is geweest. Op dit moment wordt wel Frans Klep jr. genoemd.
In deze bijdrage wordt een poging gedaan om enkele foto's van auto's en motoren uit de vroegste periode nader te identificeren. Na contacten met geïnteresseerden is voldoende duidelijkheid ontstaan over de locatie, de merken van de voertuigen en de betrokken personen. De familie Klep, een Bredase fabrikantenfamilie in de metaalindustrie, was gebiologeerd door auto's. F. (Frans) P.J. Klep (1850-1909) mocht zich sedert 1875 eigenaar noemen van de firma C. Klep-De Bruijn, die in 1902 werd omgezet in de NV IJzergieterijen en Emailleerfabrieken ‘De Etna’. De zaken gingen voorspoedig. In 1888 opende hij een gloednieuwe fabriek aan de Tramsingel, waar hij ook een grote directeurswoning liet optrekken. Hij was gehuwd met Maria van de Loo uit Maasbree met wie hij 17 zeventien kinderen kreeg. Hijzelf kocht nooit een auto, maar de meeste van zijn zonen komen voor in de registratie van de provincie Noord-Brabant. Zijn oudste zoon Frans Klep jr. (1876-1941) vestigde zich in 1902 met zijn vrouw Lise van Liebergen kortstondig in Teteringen en vertrok in 1903 naar zijn schoonfamilie in Venlo, nam de brouwerij aldaar over en woonde later in Brussel. Zijn tweede zoon A.(Arthur) J.H. Klep (1879-1945) huwde in 1902 Willy van den Biesen uit Ginneken, vestigde zich in Teteringen/Baronielaan tegenover de H. Hartkerk en werd als 23-jarige mede-directeur van De Etna. Zijn registratie nummer was N-49, een Minerva motor.
Schoonfamilie
Ook andere zonen verwierven al vroeg een auto of motor. Huib Klep (1881-1956), zijn derde zoon, werd met N-1973 geregistreerd in 1912. Diens schoonfamilie was al even autogek. Zijn schoonvader Michael Batenburg (1851-1923), huisarts in Princenhage, reed rond met een motor (nummer N-281). Zijn schoonbroer Piet Batenburg (1884-1965) verkreeg in 1906 met zijn compagnon P.J.F. Heijlaerts in Princenhage twee inschrijvingen (N-201 en N-202) en in 1910 nog eens twee (N-1011 en N-1012). Mogelijk nam Piet Batenburg al in 1904 een auto over van E.P. Dumas c.s. in Rotterdam (rijksnummer 334). Later emigreerde hij naar de VS waar hij een succesvolle carrière in de auto-industrie doorliep. Hetzelfde gold voor zijn jongere broer Michael Batenburg (1892-1992). W. (Willem) A.H. Klep (1886-1968), de vierde zoon, werd in 1909 ingeschreven met N-893, maar emigreerde in 1912 naar de VS. Zijn broer J.(Jan) A.H. Klep (1887-1965) die in 1910 een registratie verkreeg met N-1069. zou hem in 1916 volgen. De jongste zoon, E.(Eugène) P.H. Klep werd Witte Pater en reed door zijn missiegebied in de buurt van Kitabi (Afrika) op een motor. Merkwaardig genoeg zijn er in de museale collectie van de familie Klep betrekkelijk weinig foto's bewaard of geïdentificeerd waar de bovengenoemde auto's of motoren op staan. Daarnaast troffen we in de collectie Klep auto's van andere personen aan, van wie niet altijd duidelijk is hoe die in relatie stonden met de familie Klep. Waarschijnlijk waren het vrienden of goede kennissen. De oudste foto's laten nog rijksnummers zien, zoals die in de periode 1898-1906 werden uitgereikt.
Het rijksnummer 308, voor een Mors van 6 pk, stond in de jaren 1900-1902 op naam van J.P.A graaf Van Limburg Stirum te Oosterbeek bij Arnhem. J.M. (Jan) van der Drift (1874-1934), zoon van de advocaat H. A. van der Drift, verkreeg dit nummer in oktober 1902. Hij woonde toen bij zijn moeder, de weduwe van mr. A.K.J. van der Drift, aan de Raadhuisstraat 1 te Ginneken, bij Breda. Hij wordt 'fabrikant' genoemd, maar ook 'automonteur'. Deze nr. 308, een model Victoria van de Belgische FN-fabriek staat hier in 1905 in de Raadhuisstraat voor het huis van zijn moeder. Waarschijnlijk heeft Van der Drift de Mors ingeruild voor de Victoria zonder daar melding van te maken, want de Mors-maten van de auto blijven in het register vermeld staan als 2,83 x 1,49 m. Van der Drift, 29 jaar oud in 1905, zou de man op het trottoir kunnen zijn. Omdat hij pas in 1915 is getrouwd, zijn het niet zijn kinderen die daarbij staan, maar mogelijk die van zijn zuster Constance. Over de relatie van fotograaf Klep met de familie Van der Drift is niets bekend. J.M. van der Drift komen we tegen in de krant bij de oprichting van Handelsinrichting ‘De Auto” te Arnhem in augustus 1904, met als doel ‘de handel in en de reparatie van motoren en autocars’. Van der Drift verhuisde in de zomer van 1904 naar Arnhem. Omdat hierover verder niets meer te vinden is, zal het bedrijf niet succesvol zijn geweest. In ieder geval woonde hij vanaf maart 1905 weer bij zijn moeder in. Vanaf 1906 staat er geen auto meer op zijn naam. In 1910 vertrok hij naar Amsterdam.
De kassier E.(Eugène) C.J.H. Sassen (1877-1926) was een zoon van H.A. Sassen, die aan de Boschstraat woonde. In de jaren 1899-1901 verbleef hij in Amsterdam, wellicht om het kassiersvak te leren, waarna hij met zijn vrouw in Breda op de Catharinastraat 89 ging wonen.
In oktober 1910 vertrok hij definitief naar Haarlem. Eugène Sassen liet in 1905 een Darracq inschrijven, waarschijnlijk gekocht bij Aertnijs, dealer van Darracq in Nijmegen. Zoals de meeste al bestaande auto’s en motorfietsen met een rijksnummer het verplichte provinciale kenteken kregen, zal het rijksnummer 1636 van deze Darracq in maart 1906 omgezet zijn in kenteken N-311dat ook op naam gesteld werd van E.C.J.H. Sassen.
Foto 2 is mogelijk genomen bij de Villa Vrederust in Breda, Overakkerstraat 90-92. Hier woonde mr. J.W. van den Biesen en zijn gezin, wiens dochter Willy Biessen in 1902 met Arthur Klep was getrouwd. Mogelijk kwam Sassen daar op bezoek. Foto 3 toont dezelfde Darracq bij het voormalige station. Dit nog van hout gebouwde station lag buiten de stadsmuren, maar binnen de ‘verboden ring der vesting Breda’ om bij nadering van de vijand snel gesloopt te kunnen worden! We moeten ervan uitgaan dat op foto 4 de eigenaar, de kassier Sassen, ook present is.
De firma Aertnijs in Arnhem was de leverancier van de toen zo succesvolle Franse Darracqs. Het rijksnummer 7 stond in de periode 1898-1905 op naam van Aertnijs, met meerdere auto's. Omdat deze foto op dezelfde locatie is genomen als foto 4, veronderstellen we dat de Darracq-verkoper hier de Darracq komt demonstreren aan de familie Sassen.
Zoals bekend, was de Franse autofabrikant Darracq (opgericht in 1896) in 1904 bijzonder succesvol met zijn interne verbrandingsmotoren, die leverbaar was in één-, twee- en viercilinder uitvoeringen. Darracq won in die jaren diverse snelheids- en duurzaamheidswedstrijden, wat sterk tot het verkoopsucces heeft bijgedragen.
Volgens de toelichting bij foto 6 zou het om leden van de familie Klep gaan. Wie het zijn, is nog niet bekend. De Belgische Pipe-fabriek heeft zelfstandig bestaan van 1903 tot 1931. In 1907 werd de maximum jaarproductie bereikt met 300 auto’s.
Op foto 7 demonstreren Arthur Klep en zijn vrouw Willy in de tuin van hun huis aan de Baronielaan hun Minerva motorfiets uit 1904 met duozit. Sedert hun huwelijk in 1902 woonden zij op nummer 34 (tegenwoordig nr. 33). In 1911 of 1912 verhuisde hij naar Baronielaan 60 (tegenwoordig nr. 61), een huis dat thans geheel verdwenen is.
Zoals te zien op deze en volgende foto’s ontbraken in die jaren de kentekens nog op motoren.
Direct bij invoering van provinciale kentekens kreeg Arthur Klep in januari 1906 voor deze motor het kenteken N-49. Het was een bijzondere Minerva uit 1905, namelijk uitgevoerd met een voorspan. Dit was een aantrekkelijk model om met een extra persoon tochtjes te kunnen maken. Langs, of met de veerpont over, het riviertje de Mark.
Voor de bestuurder fungeerde de voorspan als een soort airbag, maar deze plaats was bij gebrek aan veiligheidsgordels natuurlijk niet verantwoord. In het Conam Bulletin van maart en juni 2014 heeft Ruud van Bijnen al de nodige aandacht besteed aan de Minerva motorfietsen van de familie Klep. De Minerva-fabriek in Antwerpen was in 1895 opgericht door de Amsterdammer Syvain de Jong (1868-1928). Samen met zijn broers en enkele Antwerpse handelaren begon hij met het produceren van fietsen. Vanaf 1900 kwamen daar motorfietsen bij die mede door Jan Olieslager, bekend van motorracen en vliegen, verder werden ontwikkeld. Vanaf 1904 werden auto’s gebouwd. In 1911 was Minerva de grootste autofabriek van België met 1600 personeelsleden. Door het aanhoudend succes van hun auto’s, vergelijkbaar met Rolls-Royce, steeg het aantal werknemers tot 6.500 in 1927. De jaren twintig waren de gouden jaren.
Bronnen
- Foto’s uit de Collectie Breda's Museum,herkomst Familie Klep, Breda; gegevens Frans Kense.
- Voor details van rijks- en provinciale nummers, zie: http://www.conam.info.
- Voor het Register Rijksvergunningen https://www.knac.nl/wp-content/uploads/2013/09/register_rijksvergunningen-1.xls;
- Over de Minerva: Ruud van Bijnen, 'Van aanhangsel tot duo-engel', in: Conam Bulletin, 24,1 (maart en juni 2014);
- Over personen: René Bastiaense, https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/de-eerste-automobilisten-van-breda;
- Paul M.M. Klep, 'Familie Klep', in: Nederlandse ondernemers 1850-1950. Noord-Brabant, Limburg en Zeeland, Walburg Pers 2009, 142-153;
- P.M.M. Klep, 'Machinefabriek "De Emer"', in: De Klep. Officieel orgaan van de historische motoren en Tractorenvereniging, 150(2005) 72-74;
- ‘Verkeer en vervoer in Brabant, 1814-1940’, Tilburg 2014; Frans Kense e.a.
- Paul M.M. Klep, De huizen van Michel Klep in de jaren 1912-1947 (in eigen beheer) en nog gegevens uit de Collectie Paul Klep.
Dit artikel is met toestemming van de redactie en van auteur Paul Klep overgenomen uit het Conam Bulletin 27(2017) nr. 1, blz. 29-33.
Reageer