Wat een papierwinkel!
Een vrachtwagen rijden in oorlogstijd
Mevrouw Kuiper-Stevens stelde ons een aantal documenten ter beschikking die betrekking hadden op de vrachtwagen met het kenteken N-45976. Een Ford, waarmee haar vader en haar opa in de oorlog mochten blijven rijden. De auto en het kenteken stonden op naam van Bertels’ Oliefabrieken, gevestigd aan de Omval in Amsterdam, voor wie Jos. Stevens depothouder in Princenhage was. Er werden lijnzaadolie, meng- en veevoeders en emballage mee vervoerd.
Maar dat rijden ging in de oorlog niet van een leien dakje en het werd er ook niet beter op! Het eerste document dat we tegenkomen is een toestemming van 25 juni 1941 voor J. Stevens te Ginneken om veevoeder te mogen vervoeren “in onvrij gebied”, in afwachting van zijn vergunning tot vervoer met verzendbiljetten. Daarvoor moeten de ambtenaren in Princenhage dan wel de vergunning tot het inslaan van die goederen geldig verklaren.
Op 7 oktober 1942 volgde de vergunning voor de afgifte van een Imbert turfgenerator. Een gasgenerator is minder veilig dan de conventionele brandstofvoorziening. Daarom worden er eisen gesteld aan het gebruik ervan, vooral in de buurt van benzinepompen en benzineauto’s. Ook het motorvermogen was bij gebruik van een generator minder dan bij benzine. Daarom kon er minder lading worden vervoerd, zou de snelheid verminderen en moest een aantal aanpassingen aan de motor worden uitgevoerd. Omdat deze vrachtwagen in aanmerking kwam voor vordering moest de turfgenerator zo worden gemonteerd, dat hij onmiddellijk weer kon worden verwijderd. Het rijden met zo’n generator bracht in de praktijk ook het nodige met zich mee. Je reed er niet zomaar mee weg: eerst moest de ketel worden opgestookt, waarna er gas vrijkwam, waarmee kon worden gereden. Dat kon wel een half uurtje duren! En onderweg moest er soms nog turf worden bijgevuld.
Als leverancier aan boeren moest er natuurlijk ook op de kleine wegen in Noord-Brabant worden gereden. De boerderijen lagen immers niet allemaal aan de grote weg. Daarvoor was weer een ontheffing nodig om op zogenaamde B-wegen te mogen rijden. De ontheffing dateert van 20 oktober 1942.
Op 9 juli 1943 werd de auto weliswaar niet echt gevorderd, maar wel werd een Verpflichtungserklärung für die Sicherstellung uitgevaardigd. Stevens mocht de vrachtwagen gebruiken tussen 6 uur ’s morgen en 9 uur ’s avonds, maar ’s nachts moest het voertuig bedrijfsklaar geparkeerd worden in de garage aan de Liesboschlaan 38 in Breda. De sleutels (of reservesleutels) moesten in die tijd beschikbaar zijn voor “afdeling V(K) Tennisstraat 35”. Werd er daadwerkelijk gebruik van de vrachtwagen gemaakt door de bezetter, dan werd daarvoor een huurprijs toegezegd. In april 1944 werd de Verpflichtungserklärung nog aangescherpt: voortaan moest ook de auto in de Sport-Park Garage aan de Tennisstraat worden afgegeven en de tijd werd vervroegd naar 8 uur ’s avonds.
Aan het einde van de oorlog werd de vrachtwagen alsnog gevorderd. Niet door de Duitsers, maar door de Binnenlandse Strijdkrachten. Een deel van de bezorging werd daarna door moeder Stevens uitgevoerd… op de bakfiets! Later werd via de ANWB de vrachtwagen gelokaliseerd in Oss, waar een slachter hem bleek te hebben gekocht!
Reageer