Theo Geertzen en zijn Bossche Motor Club
De eerste motorclubs
Al in de kinderjaren van de motorfiets worden er clubs opgericht om gezamenlijk de sport te beoefenen. Van lieverlee ontstaan er zo in ons land een aantal motorclubs die gemeen hebben dat de leden over een goed gevulde beurs beschikken en dus meestal uit “de betere standen” komen. Er wordt vaak ballotage toegepast om grip te houden op de standing van aspirant-leden.
De clubs organiseren gezelligheids- en betrouwbaarheidsritten en deze ritten vormen lang de basis van de motorsport in ons land. Tegen het einde van de jaren 20 krijgen veel van die clubs het moeilijk: de leden van het eerste uur zijn overgestapt op de automobiel en jonge aanwas met een ruimere beurs heeft vaak meer interesse in autosport. Dat zien we bijvoorbeeld bij de in Den Bosch gevestigde Motor Club Brabant, die in het begin van de jaren dertig stilletjes te gronde gaat.
Nieuwe groep motorrijders
Hoewel die jaren dertig voor veel mensen uit de middenklasse moeilijke jaren zijn, komt het motorrijden binnen het bereik van steeds meer van hen. Er ontstaat een nieuwe groep motorrijders waarvan velen zich lokaal verenigen in clubs. Opmerkelijk is dat die clubs lang niet altijd aansluiting zoeken bij de KNMV en dus hun clubberichten niet in Het Motorrijwiel en de Lichte Auto - en vanaf 1937 in Motor- kunnen publiceren. In 1934 is de uitgave gestart van het blad De Motorrijder. Dit blad richt zich speciaal richt op motorclubs. In 1938 gaat dit blad samen met het al enige jaren zieltogende Motorsport en zo ontstaat Motor en Sport. In de uitgave van 4 maart 1938 promoot de redactie het lid worden van een club.
Zou ik lid worden van een Motorclub?
Enige voordelen voor aansluiting worden hier in overweging gegeven.
Nu het lentezonnetje weer begint te schijnen en de motoren weer in grotere getale in gebruik worden genomen, zullen vele nog ‘loslopende”motorvrienden zich de vraag stellen, welke boven dit artikel staat.
Hebben zij weleens bedacht, hoeveel mee plezier zij van hun motor zouden kunnen hebben, en hoe zij in het algemeen veel meer gezelligheid in hun leven kunnen brengen door zich bij een club aan te sluiten?
De bezwaren zijn soms dat men geen club in de buurt van zijn woonplaats weet , of dat bij de in aanmerking komende club te veel wedstrijdrijders zitten, terwijl men er zelf niets voor voelt aan dat gejakker door modder en over ongebaande wegen mee te doen. Maar bedenk dan, dat juist omdat men motorrijder is, de afstand tot een club geen bezwaar behoeft te zijn. Er zijn zoveel motorclubs in ons landje dat men met een uurtje rijden altijd een clubhuis bereiken kan. En heeft men toevallig geen kennissen bij die op enige afstand van zijn woonplaats gelegen club, het kennismaken met een nieuwe groep mensen heeft juist altijd een zekere bekoring. Wie weet, welke goede vrienden men daartussen vinden kan!
Wat het soort van rijders in een club betreft, daar behoeft men doorgaans helemaal geen moeilijkheid in te zien, want er zijn maar heel weinig clubs, waar alle leden zich speciaal op wedstrijdrijden toeleggen, in het algemeen zorgen de clubbesturen er juist voor, om de leden op verschillende wijzen bezig te houden.
Leest u maar eens de clubberichten door welke in ons blad elke week verschijnen, gezellige clubritjes, toertochten naar binnen- en buitenland, lezingen op motorsportgebied door bekende persoonlijkheden, vertoningen van motorfilms, dansavondjes enz., enz., worden voor de leden georganiseerd. Hoeveel gezelligheid is er dus niet te vinden voor de clubleden , en dat zou men allemaal willen missen, terwijl men tegen een betrekkelijk lage contributie daarvan genieten kan? Wij kunnen het niet geloven en zijn ervan overtuigd dat velen niet bekend zijn met de voordelen van het lidmaatschap van een motorclub, want anders waren er nog veel meer clubs en waren de bestaande minstens het dubbele aantal leden.
Wat een steun geeft het niet aan beginnende motorrijders om te weten op de clubavonden zijn moeilijkheden te kunnen bespreken met ervaren oudere clubgenoten en raadgevingen te kunnen vragen omtrent allerlei puzzles die zich bij het rijden hebben voorgedaan.
Of u welt een vakantietochtje gaan maken en weet niet welke voorbereidingen er nodig zijn, om het risico van onaangename ervaringen onderweg zoveel mogelijk te beperken. Wat u wel mee moet nemen of wat niet, en zoveel andere vragen meer die zich bij het opzetten van een reisplan voordoen. Uw clubgenoten zullen u graag helpen en zo nodig vindt u zelfs een of meer reisgenoten.
Bent u geen wedstrijdenthousiast, misschien komt het omdat u juist daarom nog nooit een motorwedstrijd van nabij hebt meegemaakt. In uw club kunt u beginnen eens aan de organisatie mee te werken, daarvoor zijn steeds mensen nodig, u krijgt de voldoening zich voor uw club verdienstelijk te hebben gemaakt en verruimt uw kijk op het motorsportleven.
Daarom “niet-georganiseerden”, u houdt van motorrijden, haalt er dus uit wat u kunt en geniet zoveel mogelijk van de vele voordelen van het gezellige clubleven, die voor slechts enkele guldens per jaar onder uw bereik liggen.
Ga een praten met een bestuurslid van de naastbijzijde motorclub. U zult zien, we hebben niet teveel gezegd. Wanneer u toevallig niet weet of er een club in de buurt van uw woonplaats is, vraagt het dan even onze redactie, wij lichten u gaarne in. Veel plezier in uw a.s. clubleven!
In augustus 1939 publiceren niet minder dan 30 clubs hun berichten in het blad. Eén van die clubs is de Bossche Motor Club. Mede-oprichter en markant persoon binnen die club is Bosschenaar Theo Geertzen. Hij houdt gedurende de eerste jaren van het bestaan van de club een knipselschriftje bij. Dit schrift is bewaard gebleven en biedt, samen met een bescheiden aantal foto’s en ritaandenkens, een mooi inkijkje in het motorclubleven van de tweede helft van de jaren dertig.
Theo Geertzen
Theo Geertzen wordt geboren in Den Bosch op 13 januari 1911 als zoon van Jan Geertzen en Theodora Broekmeulen. Hij trouwt op 9 mei 1938 met Rie van Heumen. Ze krijgen een dochter, Thea, die geboren wordt op 22 november 1943. Theo overlijdt op 21 november 1984, Rie op 19 oktober 1992. Theo’s werkzame leven begint op 15-jarige leeftijd als hij een betrekking aanvaardt als winkelbediende bij een ijzerhandel. Het duurt even voor hij zijn draai vindt: na omzwervingen als knecht in een rijwielhandel en bakkersknecht komt hij in september 1934 in dienst van de N.V. Provinciale Noordbrabantsche Electriciteitsmaatschappij (PNEM), waar hij ruim 41 jaar zal werken tot zijn pensioen op 31 december 1975. Theo is privéchauffeur van directeur Jonker en werkt later als chauffeur/monteur.
Theo is een man met een brede belangstelling en diverse vaardigheden. Naast zijn hobby’s motorrijden en zwemmen (en na zijn pensionering postzegels verzamelen) houdt hij zich onder meer ook bezig met hout- en metaalbewerking.
Zijn vader Jan is uitbater van Hotel, Café & Uitspanning ‘Jan Geertzen’ aan de St. Jansstraat 10-12. Theo’s oudere broer Harry zal later de exploitatie van dit bedrijf overnemen. Veel verenigingen hebben hier hun thuishaven en het café zal ook het verenigingslokaal van de BMC worden.
TWN en Triumph
De Bossche Motor Club wordt opgericht op 1 maart 1937. Theo rijdt dan al enige tijd motor, het nummer N-43119 is in 1935 aan hem toebedeeld. Een Duitse TWN 200 cc tweetakt is waarschijnlijk zijn eerste motorfiets. Op de foto bovenaan dit artikel zien we Theo op de TWN in de zomer van 1936 in Arnhem, de foto hiernaast toont op de motor naast hem zijn toekomstige vrouw Rie. Zij poseert op de N-28397 van plaatsgenoot A.G.E.M. Teulings. De foto is genomen aan de voet van een dijk in Edam tijdens een uitstapje: op een andere foto met dezelfde achtergrond poseert Teulings op zijn eigen motor.
Al snel wordt deze motor vervangen door een Engelse Triumph, een sportieve 250 cc kopklepper met hoge uitlaat. Zowel op de TWN als op de Triumph zien we een op de voorvork gemonteerde plaat met plaquettes en ritaandenkens, waarbij het duidelijk is dat er zoveel gereden wordt dat de kleine plaat op de TWN al snel wordt vervangen door een veel grotere dubbele plaat op de Triumph. Theo heeft dus al heel wat ritten gereden voordat de BMC wordt opgericht. Hij is lid van de KNMV en neemt regelmatig deel aan KNMV-ritten; in 1937 rijdt hij voor het eerst de 300 km nachtrit. Beide motorfietsen zullen waarschijnlijk aangeschaft zijn bij de bekende motorzaak van Van der Heijden in de Vughterstraat. Gerrit van der Heijden is dan namelijk voor de regio importeur van zowel TWN als Triumph.
Geertzens nieuwe Triumph verdient wel een nadere beschouwing. Het verhaal van de Tigers begint in 1932 als de beroemde ontwerper Val Page overstapt van Ariel naar Triumph. Hij ontwerpt onder meer een serie aantrekkelijke eencilinders van 250, 350 en 500 cc. Veel onderdelen van deze modellen zijn identiek; Page gelooft heilig in rationalisatie van productie. De nieuwe lijn wordt eind 1933 uitgebracht voor het modeljaar 1934. Het zijn technisch uitstekende machines, maar duur om te produceren.
In 1936 wordt Triumph, dat al jaren in financiële problemen verkeert, overgenomen door Jack Sangster. Deze getalenteerde zakenman heeft al eerder Ariel overgenomen en weer winstgevend gemaakt. Sangster besluit een nieuwe modellenreeks op te zetten op basis van de onderbouw van de succesvolle Page eencilinders. Hij reduceert het aantal modellen tot 8 en brengt in september 1936 een nieuwe reeks machines uit onder de modelnaam “Tiger”. De T70 met 250 cc, de T 80 350 cc en de T 90 500 cc. De machines zijn voorzien van nieuwe versnellingsbakken, nieuwe, gesloten klepbediening, nieuwe cilinderkoppen, nieuwe, verbeterde oliepompen en ga zo maar door. Ook het frame is compacter en de remmen zijn verbeterd. Als klap op de vuurpijl zorgt Turner ervoor dat de styling van de machines perfect is. Ze hebben zilverkleurige tanks met blauwe biezen en flink wat chroom. Er is direct al veel belangstelling voor de Tigers en ook Theo schaft er een aan. Enkele maanden na de introductie worden de machines al op enkele punten gewijzigd voor modeljaar 1937: het schakelmechanisme wordt in de versnellingsbak opgenomen en het gereedschapskistje wordt lager geplaatst om mee ruimte voor de hoge uitlaatdemper te creëren. De advertentie van Van der Heijden toont een 37’er Tiger 90.
De Bossche Motor Club
Theo ’s nieuwe aanwinst zal hem ongetwijfeld enthousiast gemaakt hebben voor het gaan rijden in plaatselijk clubverband en zo zien we dat hij in maart 1937 samen met enkele anderen de Bossche Motor Club opricht. Ook wordt er in een plaatselijk dagblad een oproep geplaatst om lid van de BMC te worden. Op 22 maart wordt het rittenseizoen afgetrapt met een onderlinge toerrit en op 4 april is er een ganzenbordrit met 20 deelnemers. BMC-rijders doen ook mee aan ritten van verenigingen in omliggende steden als Eindhoven, Tilburg en Breda.
Op 9 mei 1937 nemen negen Bosschenaren deel aan een vossenjacht van de Tilburgse Motorclub. Ze poseren met duopassagiers vóór het vertrek bij hun clubhuis. Op enkele motorfietsen zijn de nummers te ontcijferen, zo zien we van rechts naar links N-34510, W. Meeuwsen, Den Bosch op FN M90 500cc zijklep, vervolgens een Sparta, nummer niet leesbaar op het begin (N-44) na, N-29050, J. v.d. Ven, N-39505 van M.W. Schuurmans, Den Bosch, N-42377 van L.P. Vos, Den Bosch, daarnaast Theo Geertzen op zijn Tiger en vervolgens nog twee motorrijders wiens nummers en machines ik niet kan identificeren.
Op 23 mei organiseert de jonge vereniging zijn eerste grotere rit, een vossenjacht, waaraan 40 rijders deelnemen. Een aantal van hen poseert op de Sint-Janssingel, om de hoek van hun clublokaal, met rechts de rivier de Dommel. Het vossenjacht-spel is in de motorwereld al jaren populair en er worden diverse varianten gebruikt. Soms is de vos een motor of auto die een spoor uitzet dat de rijders moeten volgen om uiteindelijk bij het leger van de vos uit te komen, maar het komt ook voor dat de rijders een bepaald zoekgebied toegewezen krijgen waarin zich een aantal vossen verdekt heeft opgesteld. De rijders moeten dan de vossen opsporen, soms zelfs in een bepaalde volgorde, en bijvoorbeeld een voorwerp of stempel als bewijs aan de finish tonen. Degene die in de kortste tijd alle vossen in de juiste volgorde heeft gevonden is dan de winnaar.
Het rijseizoen wordt op 17 oktober afgesloten. Maar gefeest moet er natuurlijk ook nog worden en die avond is een groot succes, zie knipselschrift en menu. Theo Geertzen, die het ongetwijfeld al erg druk heeft met zijn werk als voorzitter en rittenorganisator, vindt gelukkig ook nog tijd om veel ritten te rijden en wint het clubkampioenschap.
Brabantse competitie
In de winter van ‘37-‘38 slaat een aantal Brabantse clubs de handen ineen en spreken af een gezamenlijke competitie te gaan opzetten. Zo hoeft elke vereniging maar een of twee keer iets te organiseren en de zusterclubs zorgen dan voor voldoende deelname. Deelnemende clubs zijn die uit Eindhoven, Breda en Tilburg; later haakt de motorclub uit Oisterwijk ook nog aan. Om de leden tot deelname te prikkelen worden er diverse bekers in het vooruitzicht gesteld. Zo heeft Piet van Wijngaarden van het Rotterdamse Motorpaleis een mooie beker beschikbaar gesteld voor wie het clubkampioenschap voor 1938 van de BMC zal winnen. Maar ook aan de verliezers wordt gedacht: op 3 juli organiseert de BMC een 100 km lange rit voor de Brabantse Clubcompetitie waaraan 70 rijders meedoen. Er wordt een originele prijs beschikbaar gesteld voor degene met het mééste aantal strafpunten, een levend konijn van 14 weken oud.
De BMC wordt tweede in de Brabantse Clubcompetitie achter de veel grotere Motorclub Eindhoven, een mooi resultaat. Theo Geertzen wordt dat jaar voor de tweede keer in successie clubkampioen van de BMC en wint de Motorpaleis beker. Die is bewaard gebleven, zie afb. 19. Ook de feestavond aan het einde van dat jaar mag weer geslaagd heten. Vol goede moed gaat men 1939 in. Voor de reconstructie van het wel en wee van de BMC in dit jaar moeten we overigens de summiere krantenverslagjes in de plaatselijke pers en de clubmededelingen in Motor en Sport raadplegen, in het schriftje zijn geen stukjes geplakt van na 1938.
De eerste rit die vanuit Den Bosch wordt georganiseerd telt mee voor het Brabants Clubkampioenschap en wordt gepland op 30 april. De secretaris schrijft in twee opeenvolgende nummers van Motor en Sport gloedvolle, enthousiasmerende oproepen om vooral toch mee te doen. Boven de oproepen staat als secretariaatsadres van de BMC het woonadres van Theo, dus het lijkt erop dat hij naast voorzitter en ritorganisator nu ook secretaris is.
Afnemende belangstelling en stilstand
Uit het ritverslag dat in M en S van 12 mei wordt gepubliceerd blijkt dat de deelname tegenvalt: vorig jaar 74 deelnemers, nu maar 30. Als redenen worden opgegeven het slechte weer die dag en de mobilisatietoestand. Er klinkt duidelijk teleurstelling door in het verslag, er is heel veel tijd en moeite gestoken in de organisatie en dan deze magere opkomst, die ook een financiële strop voor de club betekent. Maar de secretaris houdt moed en hoopt op een betere opkomst bij de volgende rit, de vossenjacht van 4 juni.
Helaas blijkt die hoop niet in vervulling te gaan want de kop van het verslagje in M en S van 9 juni klinkt al niet best: “Vossenjacht. Wederom grote strop door zeer slechte medewerking diverse clubs.”
De schrijver – vermoedelijk Theo Geertzen - laat duidelijk zijn teleurstelling en frustratie blijken over de gang van zaken maar probeert ook de moed erin te houden. Opmerkelijk is dat we nu lezen dat de Bossche Motor Club in de zomer van 1939 niet meer dan 13 leden heeft en zich toch actief profileert in Brabant. Die zomer zal de motorsport overigens weer verder in de knel komen: na de voormobilisatie van april waarbij al een deel van de dienstplichtigen wordt opgeroepen om de grensbewaking te gaan versterken, volgt eind augustus de algehele mobilisatie waarbij honderdduizenden mannen zich moeten melden voor actieve legerdienst.
De laatste vooroorlogse gedateerde foto in Theo’s schriftje dateert van 23 juli 1939 en is genomen in Valkenburg. We zien hem ontspannen een sigaretje roken, leunend op zijn Triumph met op de rug gezien met witte muts zijn vrouw Rie. De sportieve Norton met Limburgs nummer is een Model 18 (500cc) of 19 (600 cc) uit 1935. Na de mobilisatie wordt de oorlogsdreiging steeds sterker, op 1 september valt Hitler Polen binnen en onze overheid neemt steeds meer maatregelen die het openbare leven beïnvloeden. Een eerste stap is dat de overheid clubs vraagt geen evenementen te organiseren om benzine te sparen, later gaat de benzine op de bon en uiteindelijk komt de motorsport letterlijk tot stilstand.
Na de oorlog
Theo Geertzen neemt na de oorlog zijn geliefde motorhobby weer op, hij blijft rijden in KNMV verband maar het lijkt erop dat de BMC niet meer actief is. Theo stapt op enig moment over op een Jawa en de laatste foto uit zijn albumpje is uit 1958 en is een symbolische: een trotse Theo toont zijn verdiende bekers en plaquettes, de oogst van ruim 15 jaar motorplezier…
Met hartelijke dank aan Theo Geertzens schoonzoon Nico van Gool. Zijn vrouw Thea en hij hebben het schriftje, de foto’s en de ritaandenkens zorgvuldig bewaard en welwillend in digitale vorm ter beschikking gesteld.
Dit artikel is eerder verschenen in Veteraan Motoren Club 62(2019) nr. 669.
Reageer