Toen een nieuwe auto nog iets bijzonders was
Flandres voor de verhuur
"Een nieuwe toerwagen", kopte de Bredasche Courant op 31 januari 1912. In een uitgebreid artikel, het is haast reclame, beschrijft de journalist haast lyrisch een tocht met de nieuwe Flandres van W.J. van Dongen:
"De heer W. J. v. Dongen, de bekende rijwielhandelaar in de Boschstraat, heeft een nieuwe automobiel aangeschaft, die evenals degene, die hij reeds in zijn bezit had, zal worden verhuurd. Deze wagen is een »Flandres", een nieuw merk, dat reeds veel opgang maakte, afkomstig uit een fabriek te Detroit (Amerika). De handel- en industriemaatschappij v.h. M. Adler, voert deze wagens in.
Keurig is de afwerking van de elegante carrosserie. De vier-cylindermotor ontwikkelt 15 P.K. en kan den wagen tot zelfs een snelheid van 70 KM. geven. Geluidloos loopt de machine, die ook zonder overschakelen zeer langzaam kan loopen.
Op uitnoodiging van den heer v. Dongen, hebben we in den nieuwen wagen een toer gemaakt in de omstreken der stad en in enkele uren vele tientallen kilometers afgelegd.
Het was, dat moet gezegd, nogal frisch in, den open wagen, maar als men er zich op kleedt, is zoo’n tochtje ook ’s winters een genoegen.
Geruischloos rolt de auto steeds voort naar den immer wijkenden horizont. Dorpjes en stadjes trekt men door en overal kijken de
menschen even door de vensterruiten als zij het hoorngetoeter vernemen, dat de stilte en rust van den dommel dier kleine plaatsjes een oogenblik komt storen.
De chauffeur en de zoon van den heer v. Dongen, die om beurten aan het stuurwiel zaten, kennen het werk en zijn bovendien zeer secuur, wat een gevoel van veiligheid geeft, ook al verslindt de auto in haar snelste vaart de lange wegen, waarop alleen nu en dan enkele wagens en wielrijders te zien zijn en voetgangers tot de uitzonderingen behooren.
Voetgangers zijn in dezen tijd van het rijwiel zeldzaam geworden; ze worden verdrongen, zooals ook de diligence verdrongen is.
Zoo’n autotocht is alsof men een plaatwerk bezichtigt: telkens weder ziet men andere menschen en ander dingen; bescheiden of
verwaten kerkgebouwen, een brugje, een riviertje, een klein stadsgrachtje, een eenzame herberg met ervoor de ruiven voor de paarden.
Soms is er in zoo’n dorpsstraatje niets anders dan een enkelen veldwachter en ergens voor een huisdeur een kat, die zich vreesachtig in een hoek dringt als de auto nadert. En als je voorbij bent gestoven en je kijkt nog eens om, dan zie je het katje zich weder vreedzaam wasschen en de veldwachter staart den wagen nog na. Het is de groote gebeurtenis van den dag: er kwam een auto door en ’s middags zal er in het kleine kruidenierswinkeltje met het klingelende deurbelletje nog worden gesproken over den mooien, nieuwen, geruischloos loopenden toerwagen.
Ergens anders weder zie je in zoo’n straatje een frisch, aardig meisje met wit bonten mutsje trippelen en een boer tikt voor haar met een gemoedelijken eerbied aan de pet: het onderwijzeresje vermoedelijk.
Of wel een oud, afgeleefd man strompelt voort, steunend op zijn stok; de dorpsoudste, en licht, als we voorbij komen even de pet
in groet.
Op de wegen een heel enkele landlooper: het is de tijd voor hen nu niet. Eerst als het voorjaar komt trekken ze weder bij tientallen het land in met hun ongebreidelde vrijheidszucht. En dat alles zie je en ben je zoo weer vergeten: een andere plaat uit het groote prentenboek, dat wereld heet, vraagt de aandacht.
En als je terugkomt in de stad, heeft de gevoelige plaat van je waarnemingsvermogen weder een aantal nieuwe beelden opgenomen,
die in het kastje der herinneringen zijn opgeborgen. Men moge zeggen, dat een toer per rijtuig meer gelegenheid laat tot kalm waarnemen; dit is juist het aardige van zoo’n autotocht: de veelheid van indrukken die men krijgt. Maar ook het rijden op zichzelf is een genot. De luchtbanden en de veeren verzachten de schokken, die het voertuig krijgt, tot een aangenaam, nauw
merkbaar trillen. Tenminste als men een tocht maakt in een goeden, modernen wagen en dit is de »Flandres« van den heer v. Dongen.
Ook uit gezondheidsoogpunt is een autotocht voor velen aan te bevelen: onlangs lazen we ergens, dat autotochten voor bloedarme menschen zoo’n goede uitwerking hebben. Zonder krachtinspanning genieten ze van overvloedige zuurstofopname en na een autotocht, heeft een geneesheer eens medegedeeld, is het aantal roode bloedlichaampjes aanzienlijk vermeerderd."
Vermoedelijk was het kenteken van deze Flandres N-1353. Dat is het nummerbewijs dat W.J. van Dongen in 1912 ontving. Maar ook in 1906 had hij er al drie kentekens op zijn naam. Eén van die kentekens zal zeker op de nummerplaten hebben gestaan.
Bron: Bredasche Courant van 31 januari 1912
Reageer